Voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong hebben een zeer geschikte proteïnekwaliteit.
Voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong hebben verhoudingsgewijs een lagere proteïnekwaliteit, omdat ze een tekort aan essentiële aminozuren kunnen vertonen (of een lagere verteerbaarheid hebben).
Om het gebrek aan essentiële aminozuren in plantaardig voedsel te compenseren, is het mogelijk plantaardig voedsel met verschillende aminozuurgehalten te combineren. Door bijvoorbeeld peulvruchten en granen te combineren, wordt een vollediger aminozuurprofiel verkregen.
Dus gerechten als pasta en bonen, rijst en erwten, gerst en kikkererwten, spelt en linzen, ...
Soja is een peulvrucht met een proteïnekwaliteit die vergelijkbaar is met die van dierlijke producten. Daarom wordt de consumptie van soja aanbevolen voor wie een vegetarisch dieet wil volgen, met of zonder de consumptie van eieren, melk en afgeleide producten.
De proteïnebehoefte wordt gedefinieerd als de minimale proteïne- of eiwitinname (via voedingsmiddelen) die nodig is om de eiwitmassa van het lichaam op peil te houden, bij een gepaste energie-inname, een normale lichaamssamenstelling en een gepast niveau van lichamelijke activiteit.
Voor gezonde volwassenen varieert dit van 0,9 tot 1,3 g proteïne/kg lichaamsgewicht per dag. In een evenwichtige voeding moet de energie uit proteïnen ongeveer 15% van de dagelijkse energie uitmaken.
De behoeften kunnen veranderen door specifieke fysiologische of pathologische omstandigheden.
Bijvoorbeeld tijdens de groei bij kinderen en adolescenten, omdat proteïnen worden gebruikt om weefsel op te bouwen. Of tijdens de zwangerschap om de groei van de foetus mogelijk te maken en tijdens de borstvoeding om te zorgen voor een juiste opname van proteïnen in de moedermelk.
Zelfs een zeer zware lichamelijke inspanning verhoogt de behoefte aan eiwitten, omdat daarbij meer calorieën worden verbruikt en het volume van de spiermassa toeneemt.
Er moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan de proteïnebehoeften van ouderen. Mensen van 75 jaar en ouder hebben namelijk de neiging hun proteïne-inname te verminderen, omdat ze moeite hebben met kauwen of soms zelfs met slikken. In sommige gevallen volgen bejaarden een monotoon dieet met weinig vlees, vis en peulvruchten. De behoefte aan proteïnen op oudere leeftijd is ongeveer 1,1 g/kg lichaamsgewicht per dag. Onvoldoende eiwitinname kan bijdragen tot een pathologische aandoening die typisch is voor ouderen, namelijk sarcopenie of verlies van spiermassa ten gunste van een relatieve toename van de vetmassa.
Het is belangrijk te bedenken dat de eiwitbehoefte kan toenemen, en zelfs aanzienlijk, in het geval van specifieke aandoeningen zoals infecties en trauma.